SV | En [dan] komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, en zeggen: Wij zijn verlost, om al deze gruwelen te doen? |
WLC | וּבָאתֶ֞ם וַעֲמַדְתֶּ֣ם לְפָנַ֗י בַּבַּ֤יִת הַזֶּה֙ אֲשֶׁ֣ר נִקְרָא־שְׁמִ֣י עָלָ֔יו וַאֲמַרְתֶּ֖ם נִצַּ֑לְנוּ לְמַ֣עַן עֲשֹׂ֔ות אֵ֥ת כָּל־הַתֹּועֵבֹ֖ות הָאֵֽלֶּה׃ |
Trans. | ûḇā’ṯem wa‘ămaḏətem ləfānay babayiṯ hazzeh ’ăšer niqərā’-šəmî ‘ālāyw wa’ămarətem niṣṣalənû ləma‘an ‘ăśwōṯ ’ēṯ kāl-hatwō‘ēḇwōṯ hā’ēlleh: |
En [dan] komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, en zeggen: Wij zijn verlost, om al deze gruwelen te doen?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En [dan] komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, en zeggen: Wij zijn verlost, om al deze gruwelen te doen?
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!